“ Onder de Noormannen was het gebruikelijk om schatten met zowel sieraden en munten aan de grond toe te vertrouwen als offer
In 1906 werd bij de afgraving van de wierde van Marsum bij Delfzijl een omvangrijke laat-Karolingische zilver- en goudschat gevonden. De schat kwam in handen van een juwelier, die de munten los verkocht. Slechts een deel van de schat is in museaal bezit gekomen. Voor zover nu bekend bevatte de schat gouden en zilveren munten, alsmede vijf zilveren sieraden, maar over de totale omvang wordt in het duister getast.
De sieraden zijn een mantelspeld en vier bij elkaar horende delen van een zwaardophanging. De zilveren, bandvormige speld met hoge beugel is door richels verdeeld in vijf velden, die gevuld zijn met florale motieven. De tweede groep sieraden bestaat uit vier stuks zilverbeslag van een zwaardgordel met een rijke versiering in dezelfde stijl.
De gouden munten zijn solidi, minstens 21 stuks. De solidus (meervoud 'solidi') was een door de Romeinen ingevoerde gouden munt. Dat is opmerkelijk omdat geld in de negende eeuw normaal gesproken van zilver was. De Karolingische keizers voerden de zilveren denarius als standaardmunt.
In 814, bij zijn kroning tot keizer, liet Lodewijk de Vrome een gouden gedenkmunt slaan ter waarde van een solidus. Hij greep hiermee terug op gebruiken van Romeinse keizers, door wie de Karolingische keizers zich in wel meer opzichten lieten inspireren. De voorzijde van de solidus toont, net als in de klassieke oudheid gebruikelijk was, zijn borstbeeld en als randschrift de afkorting voor Dominus Noster Ludowicus Imperator Augustus ('Onze Heer Lodewijk keizer van het rijk'). Aan de andere kant staat een kruis met het randschrift Munus Divinum ('goddelijk geschenk'). Dat kruis komt op Karolingische munten voor onderstreepte dat de heersers hier christelijk waren. De originele solidi van Lodewijk de Vrome zijn extreem zeldzaam, maar imitaties met vaak verhaspelde opschriften zijn vooral in Noord- en West-Nederland teruggevonden.
De zilveren munten uit de vondst dateren de schat. De twee jongste munten stammen uit de tijd van Karel de Dikke, die regeerde van 881 tot 887. Dit betekent dat de schat na 881 aan de aarde is toevertrouwd. Dit plaatst de schat volop in de tijd van de Noormannen. De Britse onderzoeker Simon Coupland heeft vastgesteld dat de gouden imitatie-solidi zijn geslagen op gezag van Noormannen die door de keizer tot graaf over delen van de kustprovincies waren aangesteld.
Onder de Noormannen was het gebruikelijk om schatten met zowel sieraden en munten (ook Arabisch geld) aan de grond toe te vertrouwen als offer. Op het voormalige eiland Wieringen zijn twee van dergelijke schatten gevonden. Arabische munten worden ook wel los in Noord-Nederland gevonden. In een gebied waar Frankisch geld in overvloed was kunnen ook schatten zonder Arabisch geld goed door Noormannen zijn geofferd. Juist uit deze tijd zijn er in Noord-Nederland opmerkelijk veel schatten met zilvergeld en soms ook met sieraden teruggevonden, waaronder in de provincie Groningen. Natuurlijk kunnen deze door de Noormannen zijn verstopt, maar het is net zo aannemelijk dat zij het uit dankbaarheid voor de buit als offer aan de grond hebben toevertrouwd.
Egge Knol – Groninger Museum
Meer lezen:
Simon Coupland, 2016: Recent finds of imitation gold solidi in the Netherlands. The Numismatic Chronicle 176, p. 261-269 & Plate 30.
E. Knol, 2005: Gold und Silber aus Marsum – karolingische Schatzfunde in den Niederlanden. In E. Wamers en M. Brandt, Die Macht des Silbers, Karolingische Schätze im Norden, Regensburg, p. 119–124.
Hoge resolutiefoto's Download object