“ In 1939 werd het gebied bij Wedderbergen afgegraven om het geschikt te maken voor landbouw
In de late bronstijd (1200-800 v. Chr.) en vroege ijzertijd (800-500 v .Chr.) werden doden gecremeerd. De crematieresten werden in een urn van aardewerk begraven in een kuil met daaromheen een greppel. De vrijgekomen grond werd gebruikt voor een heuveltje over het graf. In de late ijzertijd werden de resten zonder urn begraven.
Doordat eeuwenlang bijzettingen in hetzelfde grafveld plaatsvonden, ontstonden uitgestrekte urnenvelden met soms honderden graven. Daarvan is weinig overgebleven: veel velden moesten wijken voor de ontginning; de resterende (delen van) urnenvelden zijn nauwelijks meer zichtbaar.
In 1939 werd het gebied bij Wedderbergen afgegraven om het geschikt te maken voor landbouw. Tijdens de werkzaamheden stuitten de arbeiders al snel op een aantal urnen. Voordat het gebied verder werd ontgonnen verrichtte archeoloog Albert Egges van Giffen van december 1942 tot maart 1943 onderzoek in het gebied. Daarbij vond hij meer dan 150 urnen met bijbehorende greppels. Tegenwoordig is er van het urnenveld niets meer terug te vinden. Tot 2017 herinnerde de naam van het restaurant in het recreatiegebied Wedderbergen, ‘De Urnenhoeve’, nog aan het urnenveld.
In 1986, tijdens een groot herinrichtingsproject en een reconstructie van het landschap ‘Herinrichting van Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën’, werden in de buurt van Wedde ook resten van een urnenveld van omstreeks 1000 v. Chr. gevonden. Naar aanleiding van particuliere meldingen vermoedde archeoloog Henny Groenendijk dat bij Smeerling wel eens een urnenveld kon liggen. Het moet ook een gewijde en ‘gevreesde’ plek zijn geweest, waarbij de veldnaam ‘Galbargen’ waarschijnlijk naar de galg op een voormalige terechtstellingsplaats verwijst.
Deze vindplaats ligt aan de weg van Onstwedde naar Smeerling, even voorbij het plaatsnaambordje, bij een dam naar een akker en is herkenbaar als een lichte verhoging in het landschap. Bij systematische opgravingen werden acht bijzettingen gevonden, maar er moeten veel meer zijn geweest. Midden in een klein, rond zogenaamd ‘kringgreppeltje' van 2 meter doorsnee was ‘met veel ceremonie een urn ingegraven met crematieresten van een zuigeling tussen de 11 en 16 maanden. Dat kleine, centrale graf was omgeven door een grotere greppel van 5 bij 10 met een ‘sleutelgatvorm’, een greppeltype dat Van Giffen zo noemde toen hij dat in 1927 voor het eerst in Wessinghuizen (Westerwolde) aantrof en dat duidt op een vroege fase van de urnenveldencultuur.
Het houtskool uit het kindergrafje stamt uit 1080-900 v. Chr. De resten zaten in een bescheiden potje, waarvan een kleine scherf resteerde. In dat potje moet ook leeftocht (voedsel) hebben gezeten voor de reis naar het hiernamaals, waaruit blijkt dat men geloofde in een wereld na deze. Bij de bijzetting in het veld zal een ceremonie hebben plaatsgevonden met uiteindelijk het opwerpen van een bescheiden grafheuveltje, dat werd omgreppeld. Later kwam daar het grotere graf bij waar meer mensen in bijgezet werden, waarschijnlijk uit dezelfde familie van landbouwers. Het was een plek buiten de toenmalige, kleinschalige dorpsbebouwing met vakwerkgebouwen (boerderijen) en akkers te midden van een sterk bebost gebied, doorsneden door beekdalen waar ook vee werd geweid.
Tekst: Michiel Rooke en Albert Buursma, mede op basis van een interview met Henny Groenendijk door Mathijs Deen
Hoge resolutiefoto's Download object