In 1659 werd een deel van het op de Dollard herwonnen land (tot dan toe aangeduid als Scheemderhamrik) afgescheiden van Scheemda. De hervormde gemeente Nieuw-Scheemda begon toen met de bouw van een nieuwe kerk. Volgens de gedenksteen in de voorgevel werd de eerste steen hiervoor gelegd in 1660.

Het interieur is eenvoudig en harmonieus en stamt nog volledig uit de bouwtijd. Het pijporgeltje uit 1698 met één manuaal, 8 registers en aangehangen pedaal, geldt als het kleinste Arp Schnitger-orgel ter wereld.

Naast de preekstoel hangt een opmerkelijk object: een houten stok met een lengte van 51 cm en daaraan een strook leer van 54 cm. Het object, een mogelijk 200 jaar oude hondenzweep, is niet kostbaar maar vanwege het achterliggende verhaal heeft het een grote cultuurhistorische waarde.

Bovendien zijn er nauwelijks voorbeelden van hondenzwepen bewaard. Bij de hondenzweep hoort ook een gietijzeren busje waarin een bijdrage voor de hondenslager kon worden gedaan. Het beroep van hondenslager komt al voor in de middeleeuwen en het bestond uit het weren van loslopende honden uit de kerk, vooral tijdens kerkdiensten.