Dijkstra verlaat net als zijn collega’s van De Ploeg, veelvuldig de stad om het Groningse platteland vast te leggen: het boerenleven, de imponerende luchten boven de akkers of de hoog op hun wierden gelegen dorpjes. Een andere keer blijft hij echter dichter bij huis en tekent de natuur in de stad.

Daarvoor hoeft hij, om vanuit zijn huis aan de Spilsluizen het Noorderplantsoen te bereiken, slechts een minuut of vijf te lopen. De twintig hectare van dit park, waarin vier vijvers zijn opgenomen, slingeren zich door de noordwestkant van de stad. Hoewel relatief smal, oefent het Noorderplantsoen met een paviljoen, een muziekkoepel en een echte heuvel een grote aantrekkingskracht uit op stadjers op zoek naar  frisse lucht.

Dijkstra heeft in deze schets een van de brede paden van het plantsoen, geflankeerd door hoge bomen, vastgelegd op een vroege voorjaarsdag. Hierdoor zijn de vormen van de bomen in hun kaalheid goed te zien, terwijl het geel rond de stammen duidt op narcissen, de voorboden van de lente. Wat opvalt op deze schets is dat er geen mensen op zijn afgebeeld. In de zomer echter is het in het plantsoen een drukte van belang en tonen de hoge bomen een bijna Zuid-Europese weelderigheid.