“ Vooral in de negentiende eeuw werden de producten van huisvlijt uitgevent in Groningen
Veel heidebewoners werkten in de venen, maar omdat vervenen alleen in de zomermaanden mogelijk was, moesten ze in de andere maanden van het jaar aan de kost zien te komen met al het werk dat zich maar voordeed.
Zo werkten ze in het voorjaar als los arbeider bij boeren om te wieden. In de maanden mei tot en met juli was er werk genoeg in de venen en in de herfst waren er weer mensen nodig voor 't aardappelrooien. In de winter was er buitenshuis nergens werk te vinden en verdienden ze een zakcent met huisvlijt als stoelen matten en het maken van heideboenders en bezems.
Vooral in de negentiende eeuw werden de producten van die huisvlijt uitgevent in Groningen en Friesland. Aan het einde van die eeuw nam de handel af door concurrentie van plaatselijke winkeliers. Ondanks de bijverdiensten was het zelfs in de voorspoedige jaren tussen 1875 en 1880 voor de losse arbeiders bittere armoede wat de klok sloeg: de lonen waren te laag om een redelijk bestaan van te kunnen hebben.
In het laatst van die negentiende eeuw trokken de mannen zelfs als melker naar Duitsland, omdat dat daar veel landarbeiders in de industrie gingen werken. Ook was er in Duitsland vraag naar grondwerk, opperwerk, kabelleggen en bovengronds werk bij de mijnen. Omdat mollenvellen voor bontwerk waarde kregen, werd na 1900 ook het mollenvangen een lucratieve bezigheid.
Hoge resolutiefoto's Download object
Labels Museum ’t Rieuw