“ De maker van de bijl was waarschijnlijk een Neolithische boer die vee hield en graan verbouwde
Amateurarcheoloog en detectorzoeker Martin van den Bosch uit Marum deed in de omgeving van zijn woonplaats de vondst van zijn leven: een bijl uit het Neolithicum. Na de laatste ijstijd, rond de tienduizend jaar geleden, viel het land in het huidige Westerkwartier droog, ontstonden zandruggen zoals we die ook kennen in Drenthe en werd het bewoonbaar.
Vlak bij Marum liep rond die tijd een riviertje. Zesduizend jaar geleden, tijdens het neolithicum (de nieuwe steentijd) vestigden vroege bewoners zich langs de rivier in kleine boerderijen. Allerlei stenen voorwerpen zoals bijlen, schrabbers (schraapijzers), mesjes en pijlpunten zijn de stille getuigen van deze Neolithische boeren. Met het ploegen van de akkers en na flinke regenbuien komen de voorwerpen nog steeds tevoorschijn in het land.
Op de plek waar de bijl gevonden werd – een plaats met lichte welvingen in het land waar verkleuringen in de grond met lichte en donkere tinten een aanwijzing vormen voor de hoger gelegen plaatsen waar men vroeger woonde, vuursteen bewerkte en waar afval achterbleef – werden al eerder vondsten gedaan zoals pijlpunten en kerntjes waarvan ‘afslagen’ waren geslagen om gereedschappen zoals schrabbers van te maken.
De maker van de bijl was waarschijnlijk een Neolithische boer die vee hield en graan verbouwde. Hoewel de bijl prettig in de hand ligt is het geen vuistbijl, maar één die werd ‘geschacht’ (bevestigd) in een houten steel. Het is een lange, ovale steen, gepolijst en met een scherpe snede. Het is een type bijltje dat in Groningen heel weinig gevonden wordt: een werktuig stammend uit de Trechterbekercultuur, de overgangsperiode tussen de Swifterbantcultuur en de Enkelgrafcultuur die we kunnen plaatsen tussen 4000 en 3500 v. Chr. Het was ook de overgangstijd van jagers-verzamelaars naar boeren.
Tekst: Albert Buursma, gebaseerd op een interview met Martin van den Bosch door Mathijs Deen
Hoge resolutiefoto's Download object