Van schuilplaats naar woonplaats
De adel en rijkelui van Groningen woonden eeuwenlang comfortabel in statige landhuizen, ‘Borgen’ genoemd. Veel van deze borgen zijn oorspronkelijk als steenhuis begonnen. Steenhuizen waren versterkte gebouwen van baksteen, bedoeld om bescherming te bieden tegen aanvallen.
Na de tachtigjarige oorlog (1568 – 1648) werd Groningen vanuit een strategisch oogpunt steeds minder interessant. Bovendien boden de stenen muren – bedoeld om bescherming te bieden tegen middeleeuwse wapens – bar weinig bescherming tegen het kanon. De nadruk kwam te liggen op het wooncomfort. Schietgaten werden statige ramen en slotgrachten werden deel van de versiering van het huis.