Spiegels in een vertrek zijn vooral voor het weerspiegelen van het licht van de kaarsen in een kroonluchter

Hoe was de verlichting in de achttiende eeuw? Het is nu moeilijk voor te stellen, want wij zijn gewend dat alles op elk moment van de dag verlicht kan worden. In de achttiende eeuw was daglicht de belangrijkste lichtbron. Voor de avond was er, voor rijke mensen, kaarslicht of het licht van een olielamp. In de kamers staan allerlei lichtbronnen, zoals kandelaars, blakers en lantarens.

Moeilijk is voor te stellen hoe de geur was in die tijd. Kaarsen van bijenwas ruiken nog lekker en brandden mooi en lang, maar zijn heel kostbaar. Kaarsen werden ook van dierlijk vet gemaakt en die geur was niet aangenaam. Hetzelfde gold voor de olie in de olielampen. De meeste kaarsen en olielampen walmden en lieten roetsporen achter.

Rondkijkend in de kamers zijn er in het interieur ook voorwerpen die een duidelijke relatie hebben met licht. Spiegels in een vertrek zijn vooral voor het weerspiegelen van het licht van de kaarsen in een kroonluchter. Glimmende koperen platen naast de ijzeren haardplaat in de open haard functioneerde ook al spiegel voor het haardvuur. Het diende dus niet alleen als verwarming, maar was ook een vorm van verlichting. Er is een bestek van aannemer Raammaker uit 1785 over nieuwe schuiframen met luiken en vensterbanken voor de voorste kamers. Deze ramen waren veel lager en breder dan de eerdere kloostervensters en daardoor kwam er meer daglicht binnen. Toen er meer licht in een kamer kwam, werd het minder gebruikelijk om stoelen na gebruik tegen een wand te zetten. Er komt zelfs een bank in de voorkamer! Kasten hebben glimmende handgrepen en sloten, stoelen hebben glimmende nageltjes rond de zitting en rugleuning. Het helpt met het openen van een slot of om te gaan zitten. Serviezen met gouden randjes geven hetzelfde effect.

Vuur maken was niet eenvoudig. In de keuken brandde de haard en de kooltjes werden ’s nachts heet gehouden onder een vuurstolp. In de haard kon eenvoudig een houtje aangestoken worden en vervolgens een kaars of olielamp. Was er geen vuur voorhanden, dan was er een tondeldoos. Een langwerpig rond doosje van messing of koper met daarin lonten die door de losse bodem naar boven geschoven werden. Met een ijzer kon op een steen geslagen worden om de vonk in het lont te krijgen. Later kwamen de zwavelstokjes en pas in het midden van de 19e eeuw komt de echte lucifer in gebruik.

Nu wordt kaarslicht als sfeervol en gezellig gezien, maar in de achttiende eeuw was dat toch heel anders! De verlichting in de Menkemaborg komt nu van daglicht en LED-spots, maar die verlichting is alleen zichtbaar tijdens donkere dagen. Bezoekers vinden het dan vaak donker, maar het is nog steeds veel lichter dan in de achttiende eeuw. Om de drie jaar worden op een avond de kaarsen in de Menkemaborg aangestoken. Dan mogen bezoekers in kleine groepjes komen kijken hoe de bewoners, gefigureerd door leden van de Hofdansvereniging Plaisir Courtois, in hun mooie kostuums aanwezig zijn in de borg.

Hoge resolutiefoto's Download object

Labels Menkemaborg

Deze pagina delen facebook twitter pinterest Embed