Elke boerderij heeft zijn eigen vorm met eigen stempel

Tot in de negentiende eeuw maken op de boerderij de boerinnen van verse melk boter. Dat doen zij enkele keren per week. 


Twee maal per dag melken zij hun koeien - ongeveer vier tot twaalf per bedrijf - met de hand. De melk dragen zij in emmers aan een juk naar de boerderij. Daar koelen zij de melk in lage schalen in de kelder.  Die kelders liggen vaak aan de noordzijde van de boerderij: de koelste kant. In deze schalen drijft het vet in de melk naar boven. Dit vet schept de boerin van de room en verzamelt die. Dat doet zij twee maal per dag. De melk die over blijft - de zogenaamde ondermelk - gebruikt ze om de kalfjes te drinken te geven. Na twee dagen karnt zij de room tot boter. Bij het karnen scheidt de boter van de melk. Deze melk is karnemelk - in het Duits: Buttermilch. 


De boter bewaart de boerin in bruine aardewerken potten. Met de boterspaan vult zij de potten af en schept ze voor dagelijks gebruik de boter uit de pot. Door zout toe te voegen blijft de boter langer houdbaar. Voor de verkoop gaat de boter in een vorm. Dat kunnen verschillende vormen zijn in uiteenlopende groottes. Elke boerderij heeft zijn eigen vorm met eigen stempel. Daaraan herkent de klant 'zijn' boterleverancier. De botervormen zijn van hout gemaakt en worden voor gebruik in zout water gelegd. Sommige vormen zijn heel eenvoudig, andere bevatten vernuftige afbeeldingen. Het stempel bevat ook wel de initialen van de boer of boerin. De kneedbare boter wordt in de vorm gedrukt met de boterspaan. Door de vorm een stevige tik te geven, laat de boter los en valt uit de vorm.

Hoge resolutiefoto's Download object

Deze pagina delen facebook twitter pinterest Embed