Het runenschrift is het oudste schrift in onze streken - het ontstond onder invloed van het alfabet uit de Romeinse wereld

Het is een onopvallend voorwerp, maar één van de topstukken uit de collectie van het Groninger Museum: het runen-houtje van Westeremden. Het is de inscriptie op dit kleine stokje van taxushout dat het bijzonder maakt. Het is de langste inscriptie in het runen-schrift uit Noord-Nederland en daarmee de langste oudste Oud-Friese tekst die bekend is.

Het runen-houtje werd in 1918 door de toenmalige conservator van het Groninger Museum, dr. A.E. van Giffen, aangetroffen in een kleine verzameling terp-oudheden van de Christelijke HBS in Groningen. De leraar aardrijkskunde A. van Deursen had het een jaar eerder verworven bij de commerciële afgraving van de wierde van Westeremden. Van Deursen was een actieve aardrijkskunde leraar. Het paste bij hem om een kleine onderwijscollectie van terpoudheden bijeen te brengen. Tien jaar later verwierf het Groninger Museum uit dezelfde terp ook nog een weefzwaardje van taxus-hout met een kortere runentekst.

Het runen-schrift is het oudste schrift in onze streken. Het ontstond in Noord-Europa onder invloed van het alfabet uit de Romeinse wereld. De letters zijn echter veel hoekiger en de reeks runen letters staat bekend als het Futhark. De runen werden geritst in voorwerpen die vaak van vergankelijk materiaal waren zoals hout en been. Veel minder werden voorwerpen van metaal gebruikt. De terpen in Noord-Nederland behoren tot de bijzondere archeologische vindplaatsen waar organisch materiaal als hout en been bewaard blijven, maar ook dan niet in enorme hoeveelheden. De voorwerpen met runen-inscripties zijn alle gevonden tijdens de commerciële afgravingen van de terpen. De dateerbare voorwerpen komen uit de vroege middeleeuwen, 500-900 AD. Te samen vormen deze twintig inscripties onze kennis van het oudste Fries. Het zijn de oudste inheemse teksten van ons land.
Meerdere van deze inscripties bestaan slechts uit één woord, soms een persoonsnaam, soms ook een zelfstandig naamwoord van het voorwerp zelf. Op verschillende kammen staat het woord kam. Er zijn maar enkele langere teksten, bijvoorbeeld op het runenhoutje van Britswerd of de staf van Bernsterburen, beide in het Fries Museum.

De tekens op het houtje in Westeremden zijn helder en goed leesbaar, maar de interpretatie van Westeremden B, zoals het stokje onder geleerden bekendstaat, is lastiger. In 1928 publiceerde de Groninger germanist Kapteyn een eerste ontcijfering van de tekst. Die was spectaculair. De tekst zou de naam van Amluth bevatten, oftewel de Deense prins uit de vroege middeleeuwen die beroemd werd door William Shakespeare´s toneelstuk Hamlet. De tekst zelf was een vloek tegen de zee: Voor deze taxus duike de branding weg. Heel passend op een terp die tijdens een stormvloed bij winterdag omringd kon zijn door zeewater. Deze mooie interpretatie bleek geen stand te houden. Professor Von Seebold publiceerde in 1990 een andere interpretatie Op deze heemstede blijft het geluk. Aan de andere kant staat Wimovaeh bezit deze, waarbij Wimovaeh een onbekende voornaam kan zijn. In een andere hand is hier aan toegevoegd Door de ijf zal het omhoog groeien, waarbij ijf een oud woord is voor taxus.

Egge Knol – Groninger Museum

Hoge resolutiefoto's Download object

Deze pagina delen facebook twitter pinterest Embed