John Smit verlengde de geschiedenis van de Veenkoloniën met ongeveer tienduizend jaar

Podcast

Reconstructie van een mesolithische haardkuil, nagebouwd met lakprofielen afkomstig uit het Friese dorp Bantega. Hier werden in 2004, net zoals eerder in de Wildervanksterdallen en in de jaren negentig in Boven Pekela, haardkuilen uit het mesolithicum gevonden.

Vanaf 1983 tot en met zijn overlijdensjaar was John Smit (1952-1997) de belichaming van en de stuwende kracht achter archeologisch onderzoek in de Groninger Veenkoloniën. Veel boeren zullen zich waarschijnlijk zijn lange, ietwat gebogen gestalte die kale akkers afstruinde herinneren. Op zijn speurtochten ontdekte Smit vuurstenen pijlpunten en werktuigen. Hij zette zijn onderzoek voort samen met collega-archeoloog Henny Groenendijk en werd omringd door ‘zijn’ mensen: enthousiaste vrijwilligers van wat nu de Werkgroep Prehistorie van het Veenkoloniaal Museum in Veendam is. Zij verrichtten in de jaren negentig veldonderzoek en verschillende opgravingen en karteringen in het gebied.

Bij opgravingen in de Wildervanksterdallen ontdekten Smit en de vrijwilligers resten van honderden haardkuilen, zichtbaar in de zandbodem als zwartgroene vlekken met een doorsnee van één tot anderhalve meter en een diepte van ongeveer een halve meter. Volgens Smit dienden deze om onder meer voedsel te bereiden. Uit onderzoek bleek dat de haardkuilen weer dichtgegooid werden na enkele malen te zijn gebruikt. Ze bevatten houtskoolresten van bomen uit het gebied. Op basis van koolstofdateringen bleken dit overblijfselen van jager-verzamelaars uit het mesolithicum (midden steentijd, ongeveer 8000 tot 5000 v.Chr.). Daarmee verlengde Smit de geschiedenis van de Veenkoloniën met ongeveer tienduizend jaar.

John Smit dacht dat de sporen verband hielden met een klein dorpje, maar in de loop der tijd veranderden de archeologische inzichten. John’s zoon Bjørn raakte geboeid door het onderzoek dat zijn vader deed en werd ook archeoloog. Volgens Bjørn zijn elders in Nederland ook sporen van deze jager-verzamelaars gevonden. Ze trokken in familiegroepen van enkele tientallen tot honderden mensen door het landschap. Gedurende een lange periode ontmoetten ze elkaar periodiek op vaste plekken in een soort ‘seizoenskampementen’, waar ze ervaringen en kennis uitwisselden die van belang waren voor de jacht of voor voedselbronnen. Ze spraken bijvoorbeeld over trekroutes van het wild, maar ook over hoe het met bepaalde mensen of families ging.

Om na te gaan hoe bepaalde dingen tot stand kwamen, hield John Smit zich ook bezig met experimentele archeologie: hoe je stenen werktuigen maakt of een kuil graaft, bijvoorbeeld met een schouderblad van een hert als schep, hoe je vuur kan maken en daarin een steen kan verwarmen om daarop eten te bereiden en hoe je water kookt in een soort zak van dierenhuid door er een hete steen in te dompelen.

Als eerbetoon aan John Smit, vanwege zijn betekenis voor de Veenkoloniale archeologie en zijn inspirerende persoonlijkheid werd in 2002 een houten wandel- en fietsbrug over het A.G. Wildervanckkanaal in de streek Hoetmansmeer naar hem vernoemd. De brug ligt hemelsbreed ongeveer 800 meter van de plek waar honderden haardkuilen gevonden zijn en waar Smit en zijn werkgroepleden hun opgravingen verrichtten.

Tekst: Albert Buursma, mede gebaseerd op interview met Bjørn Smit door Mathijs Deen

Hoge resolutiefoto's Download object

Deze pagina delen facebook twitter pinterest Embed