In januari 1948 veroordeelde de Bijzondere Raad van Cassatie Pieter ter dood

Pieter Johan Faber was medewerker van de Sicherheitsdienst (SD) op het Scholtenhuis in Groningen van 1944-1945. Hij stamde uit een Haarlems NSB-gezin. In deze stad pleegde het verzet een aanslag op Pieters vader die als gevolg daarvan overleed. Vervuld van haat besloten Pieter en zijn broer Klaas Carel hun vader te wreken en meldden zich aan bij de genazifieerde Hulppolitie.


Beide broers kwamen later bij de SD in Groningen. Ze werden ingedeeld bij ‘Referat Knorr’; een afdeling die de linkse illegaliteit bestreed. Ze zetten zich actief in bij de opsporing en arrestaties van verzetsmensen. Piet Faber was betrokken bij executies. Bijvoorbeeld die van de Friese koerierster Esmee van Eeghen en de verzetsman Luitje Kremer. Hauptscharführer Ernst Knorr en Piet Faber losten de dodelijke schoten. Het boekje, ironisch genoeg met oranje omslag, is een luguber verslag waarin Pieter met boekhoudkundige precisie aantekeningen bijhield van gezochte en gearresteerde verzetsmensen.


Afgewerkte zaken streepte hij vakkundig door. Op sommige bladzijden vermeldde hij zelfs de gebruikte munitie. Na zijn arrestatie is met Faber nooit over de inhoud van het boekje gesproken, omdat het niet direct bij zijn fouillering was aangetroffen. Voor de verdere bewijsvoering tegen Faber had men die aantekeningen niet nodig, omdat de rechercheurs over voldoende feiten beschikten en hij zijn betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten niet ontkende. In januari 1948 veroordeelde de Bijzondere Raad van Cassatie Pieter ter dood. Pieter diende hierop een gratieverzoek in, maar dit mocht niet baten. Op 10 juli van datzelfde jaar hield Pieter een toespraak voor het executiepeloton. Hierin erkende hij zijn schuld aan zijn misdaden. Hij gaf de soldaten zijn laatste sigaretten en weigerde de blinddoek. Na het eerste salvo constateerde de aanwezige dokter dat Pieter nog leefde, daarom gaf de officier hem nog een nekschot. 


Het boekje werd jarenlang bewaard door verzetsman Ad Mulder. Mulder was na de oorlog medewerker van de Politieke Opsporingsdienst (POD) dat later overging in de Politieke Recherche Afdeling (PRA). Beide instanties hadden ten doel het opsporen van, en onderzoek doen naar ‘foute elementen' in de Nederlandse samenleving gedurende de Duitse bezetting. Dit waren onder meer NSB’ers en leden van mantelorganisaties van de NSB, Nederlandse SS’ers en vrijwilligers in Duitse dienst. Maar ook verraders van ondergedokenen zoals joden en verzetsstrijders. Nu behoort het tot de collectie van OVCG.

Hoge resolutiefoto's Download object

Deze pagina delen facebook twitter pinterest Embed