De overlevering vertelt dat Mello Pott de enige in het dorp was die ‘meneer’ werd genoemd.

En plotseling sta je als bezoeker oog in oog met die grafzerk. In de tuin van het Kapiteinshuis. Hoe nu? Lag er ooit een kerkhof op deze plek? Dat lag er niet. Zelfs de overledene wiens naam op de zerk staat, ligt er niet begraven. Al wat van hem rest, is deze grafsteen. Nog juist gered van vernietiging.


De zerk sierde ooit het graf van Mello Willems Pott. Die is koopman in Oude Pekela, maar wordt later landbouwer in Meeden op de boerderij van zijn echtgenote, Jantje Thomas Tjabbes. Zij overlijdt in 1848 in het kraambed en Pott beheert de boerderij daarna vanachter zijn schrijftafel en schildersezel. Hij is een zeer verdienstelijke amateurschilder en exposeert met zijn landschappen regelmatig op openbare tentoonstellingen in ‘stad’. Hij is jarenlang lid van de gemeenteraad van Oude Pekela en bekleedt diverse sociale functies. De overlevering vertelt dat Mello Pott de enige in het dorp was die ‘meneer’ werd genoemd.


Bij zijn overlijden legateert hij duizend gulden aan de gemeente Oude Pekela onder bepaling dat die som eerst jarenlang op rente moest worden uitgezet om een fonds te formeren. Het zogenaamde Pottfonds moet daarna dienen ‘ter bevordering van doelmatig onderwijs in de teken- en schilderkunst’. Pott wordt begraven op het kerkhof in Meeden. Op zijn, door F. de Wijs te Veendam gehouwen, grafzerk staat de spreuk ‘Werkt zóó alsof gij nooit zult sterven en leeft zóó dat gij daartoe ieder oogenblik bereid zijt’.


Het monument raakt in de loop van de jaren in verval en dreigt verwijderd en vernietigd te worden. Dankzij de medewerking van de gemeente Pekela en de beheerder van de begraafplaats, de gemeente Menterwolde, wordt het in 1997 gerestaureerd en krijgt het een beschermde plaats in de tuin van het Kapiteinshuis Pekela.

Hoge resolutiefoto's Download object

Deze pagina delen facebook twitter pinterest Embed