“ De karrensporen door het Noordlaarderbos zijn die van een nevenroute van grote handelswegen
In het Noordlaarderbos liggen de sporen van een middeleeuwse route. De karrensporen van de wagens die hier in de middeleeuwen en daarna hebben gereden zijn op het Actueel Hoogtebestand Nederland nog duidelijk herkenbaar als geulen die van noord naar zuid lopen. Als de weg in natte perioden onbegaanbaar was of een spoor te diep werd en de bodem van de kar de grond raakte, ging men 'versporen': men maakte een nieuw spoor parallel aan het oude.
Dankzij het versporen waaieren bundels karrensporen uit over een breed gebied door het Noordlaarderbos. In de tijd dat deze route gebruikt werd bestond het bos overigens nog niet, maar was het gebied een heideveld.
Noordlaren ligt op de Hondsrug, een keileemrug waarover in de middeleeuwen een belangrijke handelsroute liep tussen de Hanzestad en handelsmetropool Groningen en Westfalen, via Coevorden en Bentheim richting Münster. Het omringende gebied van Groningen, en de ‘Olde lantschap’ (de oude benaming voor Drenthe) en het aangrenzende Duitse gebied waren grotendeels een gigantisch veenmoeras, met de Hondsrug als hogere 'rug' waarover een droge route liep. Datzelfde gold voor de Rolderrug. Niet alleen handelsverkeer maakte gebruik van deze hoofdroute. In de loop der eeuwen zijn er heel wat legers langsgetrokken, zoals de troepen van‘Bommen Berend’, de bisschop van Münster die in 1672 de stad Groningen belegerde in een poging Noord-Nederland op te eisen.
In 2013 is archeologisch onderzoek naar de sporen gedaan. Daarbij is vastgesteld dat de geulen in het Noordlaarderbos inderdaad karrensporen zijn. Er werden karrensporen aangetroffen met een gemiddelde spoorbreedte van ongeveer 1,10 meter. Na het onderzoek was de conclusie dat de route door het Noordlaarderbos vooral voor lokaal verkeer gebruikt werd. Voor een belangrijke handelsroute was het gebruik te kleinschalig. De karrensporen door het Noordlaarderbos zijn van een nevenroute van grote handelswegen. Ze werden vooral gebruikt om een gedeelte tussen de Hoge Hereweg bij Appelbergen en Schipborg af te snijden.
In de loop van de negentiende eeuw werd het heideveld omgevormd tot productiebos, dat nu door een schenking in 1932 in bezit is van Natuurmonumenten.
Door de bosaanleg is het voornamelijk in de ijstijd gevormde landschap met de archeologische sporen, zoals van karren, maar ook van ploegen en andere werktuigen gespaard gebleven voor ontginningen. Door de tijd is wel het één en ander veranderd. De karrensporen zelf zijn niet meer zichtbaar, maar de structuren in de vorm van flankerende zandruggen met daartussen de laagte waardoor het verkeer per as ging zijn wel zichtbaar bewaard gebleven. Dat is vooral 's winters beter te zien, omdat er dan geen lage begroeiing is.
Tekst: Michiel Rooke en Albert Buursma, mede op basis van een interview met Ingrid Schenk door Mathijs Deen
Hoge resolutiefoto's Download object
Labels Collectie Groningen Archeologie